Healtworkers 2012-2013

Tja, een reis met het hele gezin, dat stond al jaren bovenaan de verlanglijst. Maar goed, mijzelf kennende als niet zo bijster reislustig, lag deze wens dichter bij Geertje dan bij mij. Maar toch, het is er dan van gekomen. In mijn ogen eerder dan verwacht, ik had mijn kinderen veel ouder gewaand op onze reis. Nepal, het zou Nepal worden en waarom ook niet? Een mooie gelegenheid om zelf eens te zien wat we daar allemaal doen en hebben bereikt met onze nog jonge stichting. Nu ja ‘we’, ik maak er dan wel deel van uit, maar meer dan geld hier en daar bij elkaar sprokkelen doe ik samen met mijn medebestuurder René van Lieshout niet. Nee, het echte werk ligt in handen van Geertje en Marleen. Zij zijn de krachten op locatie en natuurlijk hier ‘thuis’, want het vergt nu eenmaal de nodige voorbereidingen, iedere keer weer als er een dentalteam van ons afreist naar de bergrijke delen van Nepal.
Kortom, voor ons dus een jaar van voorbereiden en veel sparen. Niet zo gemakkelijk, als je bedenkt dat het crisis is in ons rijke westen. Kommer en kwel en hoe kom je nog in godsnaam rond? Laat staan dan ook nog eens tijd en geld vrij te maken voor een dergelijke verre bestemming? Maar alle ellende te hebben getrotseerd konden wij dan eind 2012 gefaseerd vertrekken. Geer dus al twee weken aan het werk, de laatste week bijgestaan door onze oudste dochter Lidwien, en toen landden wij, zijnde de rest, op de internationale luchthaven van Kathmandu. Het gezin herenigd.

Nu heb je hier nog geen vierentwintig uur nodig om je eigenlijk rot te moeten lachen over of om onze crisis, waarin wij ons menen te bevinden. Luxe, dat is wat het is, pure luxe, als ik binnen mum van tijd terugdenk aan Holland wat wij zo-even hebben verlaten. Relativeren is een deugd die je hier al snel eigen maakt, want mijn hemel wat een armoede is het hier. Vergelijken met onze thuissituatie is eigenlijk beledigend en ongepast.  Nog staand op neutraal gebied, ik was immers de douane nog niet gepasseerd, had ik al zo een donkerbruin vermoeden. Een misschien wel toepasselijke woordkeuze na mijn bezoek aan het toilet hier op de luchthaven. Kan je het eigenlijk wel een toilet noemen? Ik zou mijn hond, als ik er één zou hebben, er nog niet op laten, wat ze gezien het aangezicht hier wellicht wel doen?

De stad Kathmandu oogt alsof er een oorlog heeft gewoed of nog steeds gaande is. Tien meter asfalt aan één stuk is er niet te bekennen en zo hobbelen en stommelen we naar ons hotel. Daar aangekomen struikel je over de bedelaars, die nog echte bedelaars zijn, veelal herkenbaar aan ontbrekende ledematen. Wat ze je dan ook goed laten zien, het ene stompje, na het ander afgebroken knookje staart je aan, hand ophoudend, als ze er nog één hebben, voor een beetje geld.

Kinderen, waaronder ook de lijmsnuivertjes, waarvan ik weet heb, spelen lustig op straat. Veelal balletje hoog houden, al is de bal hier niet meer dan een trosje elastiekjes, maar behendig als ze zijn wordt het ‘ding’ moeiteloos en achteloos tal van keren met de binnenkant van de voet hoog gehouden. Een hele kunst.
Nu ja, nu zie je heus ook wel wat moderne beschaving en dat is dan veelal het mobieltje, alleen niks te I-Pod, -Pad of -Phone, gewoon een ouderwets klappertje, nog net geen bakeliet.

Maar goed de nachten zijn lang en dus liggen we er meteen vroeg in deze eerste nacht. Niet zo zeer vanwege de vermoeidheid van de vlucht, maar eerder vanwege het gebrek aan stroom. Het is aardedonker en dat zal het ook blijven tot morgenochtend vroeg, vandaar het bed.

Onze eerste week is meteen onze belangrijkste. Immers deze staat in het teken van ‘werkbezoek’ om het zo maar te noemen. Langs de plekken waar gewerkt is door het dentalteam en het bezoeken van projecten waar wij ook bij betrokken zijn geraakt in ons kort bestaan. Je hoeft er maar één keer geweest te zijn in Nepal en je stort je met grote overgave in meerdere andere projecten, stichtingen of overig mooi en nobel werk, waar je maar kan of denkt van nut te kunnen zijn. Zo ook dus wij via de stichting deels of anders wel privé.

’s Ochtends vroeg bij het krieken van de dag begeven wij ons naar de straat alwaar wij zullen worden opgepikt door onze zonderlinge vriend René Veldt. Zonderling ja, want welke gek zit hier al vijftien jaar te zwoegen, zijn goede westerse bestaan volledig opgegeven? Je moet het maar kunnen of durven.

Mijn respect voor René en zijn stichting Veldwerk, voorzover die ik had, eigenlijk nooit zo bij stil gestaan, neemt met de seconde toe, als we het terrein oprijden van zijn Hamro Gaun. Zijn gebouwde eco-dorpje aan de rand van Sankhu even ten oosten van Kathmandu. Ik val van de ene verbazing in de ander tijdens zijn rondleiding over het geheel zelfvoorzienend project. Natuurlijk opgebouwd met de vele gulle giften, die hem door de jaren heen zijn toegestopt.
Maar alleen dat al binnen te halen moet een hels karwei voor hem zijn geweest. Maar de verwezenlijking is dan daar. Mijn bewondering voor dit alles schiet gewoon tekort.

Geertje is inmiddels aan het werk begonnen met Lidwien vertrouwd aan haar zijde. Dirk, Veerle en Jitteke nemen de kindertjes van de school op sleeptouw tussen de behandelingen door. Er wordt gevoetbald, touwtje gesprongen, geslingerd met de kleinsten onder hen enzovoorts. Ik zelf maak me verdienstelijk en graaf een gat, het minste wat ik kan doen in de tussentijd. Nu zijn onze kinderen inmiddels ook zover, dat ze begrijpen waarom ze hun moderne communicatiemiddelen en muziekdragers hebben moeten achterlaten in Haarlem. Het was toch geen gezicht geweest, als ze daar met een oortje in, hadden staan kijken naar dit vierjarige apie? Een menneke zo
uit een Nepalees Anton Pieck prentje weggelopen, zijn aandoenlijke mutsje en grote snottebel, holt ruim een uur kirrend van de pret en vol trots over het terrein. En iedereen die hij tegenkomt mag, néé, moet het zien. Tranen in mijn ogen als ik terugdenk aan dat beeld, voor hem waren we Sinterklaas op dat moment en dat met alleen een gloednieuwe tandenborstel, maar nu wél zijn tandenborstel!

Als hij dan eindelijk uitgeraasd is, school staat op het punt weer te beginnen, doet hij zijn tandenborstel in het zakje voorzien van zijn naam wat aan de deur van het jongenshuis hangt. Mooi, die missie van ons is geslaagd, zo te zien. Aan zowel deze deur, als die bij de meisjes en bij de school hangen keurig zelfgemaakte wandkleedjes met allemaal aangenaaide zakjes waar de tandenborstels van een ieder in gestoken wordt. Ook hier geldt dus nu luid en duidelijk; ‘zonder tanden te poetsen ga je niet de deur uit’.

Tevreden stelt Geertje vast, dat het preventieve beleid ook daadwerkelijk resultaat heeft opgeleverd. Bij haar eerste bezoek hier op Hamro Gaun, nu twee jaar geleden, was het tanden en kiezen trekken en niets anders. Marleen dus flink aan de bak met de broodnodige poetsinstructies. En zie hier, het werkt. Geen tot weinig kiezen getrokken en de gebitjes zagen er verzorgd uit. Het is ons hoofddoel van de stichting om ‘wat achter te laten’ en dat blijkt dan gelukt. Ze zijn zich nu bewust van een goed gebit en een ieder poetst nu daags tweemaal. Dat is mooi.

Onze tweede dag in Hamro Gaun is er één van afscheid. Ik ben blij dat ik mijn gat heb kunnen afgraven, stenen erin heb kunnen gooien en weer dicht maken. Hopelijk is de afvoer van water nu beter en is René tevreden met het resultaat. Het was niets, maar ik moest toch iets doen in de tijd dat ik hier rondliep. Onze vier kinderen kijken wat beteuterd naar het schooltje om, vandaag niet of nauwelijks kunnen spelen met de kinderen hier. Voor hun was het een gewone schooldag. Maar gelukkig is het kennelijk vervroegd speelkwartier en nog eenmaal stuiven de kotertjes richting muurtje en hek om ons toch nog luidruchtig en met veel armgebaar uit te zwaaien. Een mooie twee dagen hier en onvergetelijk. Nu al en dat pas na twee dagen Nepal.

Op naar Dhading. Dhading is het bergachtig gebied ten noord-westen van Kathmandu. Straatarm, misschien nog wel erger dan wij tot op heden hebben gezien. Hier is waar onze stichting voornamelijk opereert. Deze editie van het dentalcamp, waren dat twee locaties via twee verschillende andere stichtingen; een Britse, de eerste week en de tweede week via onze eigen vertrouwde Stichting Veldwerk. Waar precies gewerkt is, daar zullen wij niet komen, de weg er naar toe is gewoon te lang in tijd gemeten. In kilometers is het een kippenafstandje, maar zo rekenen ze hier niet in Nepal. Nee, het is eenvoudigweg en terecht in tijd. Hoe lang kost het mij om ergens te komen?

De verhalen van Geertje en Marleen ken ik als geen ander en ik kan mij indenken, in ieder geval nu zeker met al wat ik gezien heb, hoe het hun daar vergaan is. Maar ook hier niets anders dan tevredenheid, er wordt ook hier daadwerkelijk ‘wat achtergelaten’. Vier healthworkers, die nu voldoende kennis hebben om zelfstandig bepaalde tandheelkundige werkzaamheden te kunnen verrichten en daar is het ons om te doen. Opleiden van lokale mensen en je zelf overbodig maken. Dat laatste zal nog wel even duren, maar we zijn op de goede weg.
Nee, Dhading voor nu heeft een andere betekenis voor ons. We gaan hier op bezoek bij de vier weesmeisjes waarvan wij weten via René Veldt. Een ander project dus, wat los staat van onze stichting. Maar net zo leerzaam, als ook helaas te treurig voor woorden.

Daar stonden de vier zusjes dan, toen meisjes in de leeftijd van onze jongste twee nu en de jongste zelfs nog jonger. Een gewone dag net als anders en klaar voor school. Een kus wellicht of een zwaai naar vader en moeder en ‘tot vanmiddag’. Ja, die middag zou er komen, alleen niet meer voor hun vader en moeder. Thuisgekomen terug van school was een ‘landslide’ verantwoordelijk geweest voor een spoor van vernielingen. Weg huis en ook de dood tot gevolg van je ouders. Ga er maar tegen aan staan, hartverscheurend en dat al helemaal voor vier van die jonge meisjes.
En wat is dan je leven, je toekomst? In Nepal niet veel meer dan de straat. Maar gelukkig werden ze opgevangen door weer René dus en met zijn bezielende enthousiasme en doorzettingsvermogen zijn deze vier schattige meisjes een kans geboden om toch nog verder te gaan en iets te kunnen maken van hun leven. Dus school en weeshuis tegen een luttel bedrag, wat wij bij elkaar hopen te sprokkelen los van onze stichting. We hebben goede hoop dat het ons gaat lukken, zijn eigenlijk al voor 99% rond, maar zetten nog even wat puntjes op de i. En hoe kan dat beter door het zelf allemaal te bezien en te bekijken nu we er toch zijn. Overigens ook een nadrukkelijke wens van de eventuele ‘sponsors’ die zich voor vijf jaar willen verbinden aan het lot van de vier meisjes.

Het was een roerende middag. De hele school vergaapte zich aan onze kinderen en met name weer aan Jitteke. Ja, toeristen hebben ze hier heus ook wel gezien, maar een toeristje van negen jaar? Nee, dat is geen alledaagse kost voor de Nepalese schooljeugd. Kennis maken, een beetje praten met de meisjes en hun vriendinnetjes, een bezoekje aan hun weeshuis op een steenworp afstand nadat de meisjes weer de les in waren gegaan.
En zelfs ‘gastdoceren’, daar stonden ze dan; Lidwien, Dirk en Veerle verhaalden op verzoek voor de hoogste klas van de school over Nederland. En na verloop van tijd was het geschreeuw niet van de lucht. De kinderen ‘eisten’ ook de jongste van ons in de klas. En daar ging ze dan uiteindelijk, onze eigen Jitteke, verlegen als ze daar was.

Een bijzondere ervaring. Wederom en dat in zo een korte tijd nu al.

Ons laatste ‘werkbezoek’ was het bezoek aan een blindeninstituut. Een project net als die van de weesmeisjes, maar dan betreft het een blinde jongen. Ook weer treurig. Veertien jaar oud, twee jaar geleden nu, ontplofte er een mijn in zijn gezicht. De littekens waren zichtbaar, maar de jongen oogde beter dan ik had verwacht. Kennelijk gezien het gebeuren was ik in de veronderstelling geraakt, dat de jongen hulpeloos zonder benen door het leven verder moest. Maar gelukkig was dit dus niet zo, maar erg genoeg al met al voor ons. Voor ons achten, deel uitmakend van het dentalteam en één van onze lieve buren in Haarlem. Verschrikkelijk het lot van die jongen. Zijn oudste broer het huis uit en aan het werk in de grote stad Kathmandu, zijn vader aan de drank en zijn moeder vaak ziek. En daar sta je dan als oudste in huis, amper een tiener te zorgen voor je broertjes. Dagelijks naar school en dan thuis vader moeten spelen. En zo werkte hij na school als altijd in het maïsveld toen het noodlot hem trof. Ach, wat een ellende en je bent blij dat je een steentje kan bijdragen, dat het joch voor de komende vijf jaar tenminste school kan blijven volgen en een dak boven zijn hoofd heeft. De jongen leeft toe naar iedere zaterdag, als zijn grote broer hem steevast komt opzoeken. Zijn grote broer niet meer werkzaam in Kathmandu, maar nu volledig werkzaam in Hamro Gaun. Oftewel, ook hier zit René Veld weer achter, samen met zijn Nepalese vriend Barat en we
zijn hun er dankbaar voor dat zij ook dit weer op zich hebben genomen en dat wij hem daarin bij kunnen staan.

Een heftige week voor ons allen. Wat een armoede en wat een ellende. Ja, ik had me er wel een voorstelling bij gemaakt, maar de werkelijkheid was nog vele malen erger. Ik kan me nu dan ook voorstellen wat Geer haar eerste twee keer heeft meegemaakt. Terug van haar tandheelkundige vrijwilligerswerk was ze altijd de eerste twee weken nog ‘niet geland’, zoals wij dat dan maar duiden. Wel weer terug thuis in Nederland, maar met haar gedachte nog in Nepal. En dat gevoel dat kunnen we nu met zijn allen delen.

Blij de mogelijkheid te hebben gehad het allemaal eens met eigen ogen te zien en te ervaren. Goed ook voor de kinderen dat die het hebben gezien en meegemaakt. En begrijpelijk hoe Lidwien zich gaat storten op een geldinzamelingsactie voor een nieuw schooltje ergens in dat ene bergdorp in Dhading. En ook dat ze na haar eindexamen weer terug wil om bijvoorbeeld Engelse les te geven. En dat Jitteke aangeeft wat op haar school te willen doen om het weeshuis van de vier meisjes te kunnen voorzien van speelgoed. En heus, Dirk en Veerle zullen ook wel broeden op iets nuttigs. Dat zou een ieder doen, die hier geweest is, die dit gezien heeft, want het is echt erger dan je je kan voorstellen, neem dat van mij aan. Ook al klinkt dit nu misschien als een EO programma, een episode uit de serie ‘My little House on the Prairie’, het zij zo. Ja, we zitten weer thuis en hebben de draad opgepakt, de sleur van alle dag, het werk, de scholen, de sport en zo hoort het ook. Maar terug in de crisis? Nee, dat niet, zelfs niet als ik tegen de berg post, met ongetwijfeld vele rekeningen er tussen, aankijk, die torenhoog opgestapeld ligt. Nee, we gaan er weer flink tegenaan, meer dan voorheen, dat zeker en ik heb er zin in. Stichting Handen voor Tanden, we blijven kleinschalig maar groots in onze daden, mede mogelijk gemaakt door jullie allen, door al jullie gulle donaties, steun en vertrouwen.

Dank!

Arie, penningmeester

p.s. na ons ‘werkbezoek’ zijn we nog twee weken door Nepal getrokken, Chitwan en een trekking in Langtang. Schitterend, wat een mooi land, maar de armoede blijft je achtervolgen waar je ook gaat of staat.